Al eerder heb ik geschreven dat mijn man helaas geen vloeibaar Frans spreekt, ook al roept hij al jaren dat hij Frans gaat leren. Niet dus.
Nou roept hij wel vaker dingen, wat dacht je van: ik ga je schilderen! Ook die hoor ik al zo’n zestien jaar en ik had daar in het begin veel vertrouwen in, aangezien hij een heuse ezel in de kamer had staan. Een houten, wel te verstaan. Echter, de ezel bleef werkeloos, het doek onberoerd en de kwasten in plastic. Op een dag – bij verhuizing nummer zoveel (we zijn idioot vaak verhuisd) – besloot ik dat de ezel maar eens in de aanbieding moest – in dit geval bij het grofvuil zodat een andere ezel er nog plezier aan zou hebben.
Jaren later, toen manlief een mooie ronde leeftijd bereikte en hij wederom vol vuur uitriep mij te willen schilderen – we hadden nu immers een huis in Frankrijk veroverd waar zeeën van licht, lucht en ruimte hem konden helpen bij zijn plan – streek ik met de kwast hand over het hart en deed ik hem een klein ezeltje cadeau, zo’n tafelmodel. Ik vond het zelf een mooi compromis; immers er kon geschilderd worden, maar deze ezel kon ook gewoon in de kast opgeborgen worden. Waar hij dan ook nog steeds staat. Uiteraard.
Of de ezel ooit nog uit de kast komt is onzeker. Heb ik dan wel hoop dat manlief ooit het Frans zal oppakken? Nou nee. Eigenlijk niet. Waarom zou hij ook. Al ging hij dan ‘jarenlang naar Frankrijk op vakantie en ik heb me daar altijd weten te redden’; in gezelschap van iemand die toch drie woorden meer Frans spreekt doet zich een vreemd verschijnsel voor: men doet er het zwijgen toe en laat de ander standaard het woord doen. Dat geldt niet alleen voor manlief, ik heb het vele malen meegemaakt; het is het principe van: in het land der blinden is eenoog koning. En dan maar hopen dat die niet af en toe een oogje dichtknijpt… Dan werd het pas een janboel. ’t Is vast geen toeval dat manlief Jan heet….
Maar goed, Frans leren, non madame, dat zit er niet in. Bovendien, zo weet hij stellig te brengen, heeft hij aan een woord genoeg om zich te kunnen redden in den vreemde, namelijk: trente (spreek uit: trantu), oftewel: dertig. Want met dertig komt hij het hele land door. Zo voorkomt deze kennis dat hij de vele, niet te negeren wegverhogingen (surélevé) om de snelheid in de dorpjes te temperen tijdig herkent en zo zijn banden redt. Op deze plekken staan namelijk verkeersborden met 30 erop; het enige getal op de borden dat hij daadwerkelijk in het Frans kan uitspreken!
En bij onze bijna-lokale kroeg bestelt hij – op de vragende blik van de herbergier – steevast: ‘Bière!’, inmiddels (na enige cultuurlessen Frans van mij aan hem) gevolgd door: ’s’il vous plaît’. En voordat de herbergier de inmiddels traditionele volgende vraag stelt, roept hij blij uit: ‘Trente!’, doelend op de hoeveelheid, nl 30 cl. Het moet gezegd, het werkt naadloos.
Tijdens onze meest recente tocht van NL naar ons coronavrije departement gingen we onderweg bemondkapt tanken. Op de pomp (‘Kun je even lezen wat hier staat?’) stond dat er eerst binnen betaald moest worden waarna de pomp in werking werd gesteld. Manlief naar binnen, naar de caisse (kassa) waar hem allerlei Frans toegerateld werd. Fier hief hij het hoofd en sprak kordaat: ‘Trente!’. Dertig euro lichter en 20,54 liter later vervolgden we onze weg naar die goddelijke plek die we de onze mogen noemen.
Trente, dé trend van 2020!
Maaijveld